Eerste billijke vergoeding toegekend onder de WWZ

Met de invoering van de WWZ, per 1 juli 2015, is het systeem van ontslagvergoedingen volledig op de schop gegaan. Voor 1 juli 2015 kreeg een werknemer van wie de arbeidsovereenkomst werd ontbonden door de kantonrechter vaak een hoge vergoeding mee, terwijl een werknemer van wie de arbeidsovereenkomst werd opgezegd in principe geen vergoeding kreeg. Dit verschil bestaat na 1 juli 2015 niet meer. Bij beide procedures heeft een werknemer recht op een transitievergoeding. Bovenop deze transitievergoeding kan de rechter echter een additionele billijke vergoeding toekennen aan de werknemer in de ontbindingsprocedure. De rechter kan deze vergoeding alleen toekennen indien de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever.

Het toekennen van deze billijke vergoeding wordt ook wel het muizengaatje genoemd, omdat in de aanloop naar 1 juli 2015 door de regering is benadrukt dat deze vergoeding slechts in een beperkte aantal gevallen kan worden toegekend. Alleen wanneer de werkgever echt een ernstig verwijt kan worden gemaakt kan er sprake zijn van een dergelijke vergoeding.
De kantonrechter ’s-Hertogenbosch (ECLI:NL:RBOBR:2015:5552) heeft als eerste een additionele billijke vergoeding toegekend aan een werkneemster in een ontbindingsprocedure.

Feiten:
Werkneemster is per 15 april 2012 in dienst getreden bij de werkgever en is sinds juli 2013 werkzaam als bedrijfsleider. Op 9 juni 2015 tekenen beide partijen een opvolgende arbeidsovereenkomst met als ingangsdatum 1 juli 2015. Op 2 juli 2015 meldt werkneemster zich ziek. Op 18 juli 2015 wordt de arbeidsovereenkomst door de werkgever opgezegd op grond van het, in de nieuwe arbeidsovereenkomst opgenomen, proeftijdbeding.
Werkneemster stelt zich op het standpunt dat het proeftijdbeding nietig is. Zij is immers al sinds juli 2013 werkzaam als bedrijfsleider. Omdat de nieuwe arbeidsovereenkomst geen andere vaardigheden of verantwoordelijkheden van werkneemster vereist, is het proeftijdbeding nietig. Daarnaast vordert werkneemster, in het geval dat de opzegging wel rechtsgeldig wordt geacht, de transitievergoeding en een billijke vergoeding.
De werkgever stelt dat werkneemster tot 1 juli 2015 werkzaam was als verkoper en niet als bedrijfsleider en dat het takenpakket van werkneemster per 1 juli 2015 aanzienlijk is uitgebreid. Daarmee is er volgens werkgever wel een geldig proeftijdbeding overeengekomen. Daarnaast verzoekt de werkgever, indien de arbeidsovereenkomst blijkt niet te zijn geëindigd door de opzegging van 18 juli 2015, de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Volgens werkgever maakt werkneemster misbruik van de geste van werkgever om haar haar op de werkgeversverklaring ten behoeve van de bank als bedrijfsleider te vermelden. Daarom is volgens de werkgever geen billijke vergoeding verschuldigd.

Oordeel:
De kantonrechter is van oordeel dat het proeftijdbeding nietig is. De arbeidsovereenkomst vroeg geen duidelijk andere vaardigheden of verantwoordelijkheden dan de vorige arbeidsovereenkomst. De opzegging van 18 juli 2015 wordt vernietigd. Omdat de opzegging wordt vernietigd, is aan de voorwaarde van het voorwaardelijke ontbindingsverzoek van de werkgever voldaan. De kantonrechter oordeelt dat de arbeidsrelatie tussen beide partijen onherstelbaar is verstoord. Om die reden ontbindt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst. De arbeidsovereenkomst is op verzoek van de werkgever ontbonden, dit betekent dat de werkgever een transitievergoeding is verschuldigd.

Ten slotte komt de kantonrechter toe aan de vraag of er ook een billijke vergoeding aan werkneemster moet worden toegekend. De kantonrechter overweegt dat er sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever. De werkgever wilde het dienstverband vanwege de ziekmelding van werkneemster beëindigen en trok haar arbeidsongeschiktheid in twijfel. Dit terwijl het niet aan de werkgever is om een oordeel te vellen over de medische toestand van werkneemster en de werkgever een bedrijfsarts had moeten inschakelen. Daarnaast kan de werkgever een ernstig verwijt worden gemaakt van het feit dat de arbeidsrelatie verstoord is geraakt. Daarom kent de kantonrechter werkneemster een billijke vergoeding toe. Wat betreft de hoogte van de vergoeding overweegt dat kantonrechter dat die in relatie moet staan tot het ernstig verwijtbare handelen of nalaten van de werkgever. Daarbij hoeft geen rekening te worden gehouden met het loon en de lengte van het dienstverband. De kantonrechter komt uit op een vergoeding van € 2000,- bruto.

Hiermee is de kantonrechter ’s-Hertogenbosch de eerste rechter die een additionele billijke vergoeding toekent.

Een werkgever doet er goed aan eerst juridisch advies in te winnen alvorens tot ontslag over te gaan.

Uitzendkracht en ziekte

Hoge Raad: uitzendovereenkomst eindigt niet zonder meer bij ziekte van de uitzendkracht

Lees verder