Bij het ontslag van een werknemer spelen er twee soorten vergoedingen een rol. Namelijk de transitievergoeding en de billijke vergoeding. Elke werknemer die twee jaar of langer in dienst is bij een werkgever heeft, indien die werknemer wordt ontslagen op initiatief van de werkgever, recht op een transitievergoeding. Een werknemer heeft alleen geen recht op de transitievergoeding indien er sprake is ernstig verwijtbaar handelen door de werknemer. De hoogte van de transitievergoeding bedraagt ongeveer 1/3e maandloon per dienstjaar. De werkgever kan daarbij door de rechter worden veroordeeld tot het betalen van een billijke vergoeding aan de werknemer. De werkgever is deze billijke vergoeding alleen verschuldigd indien juist de werkgever ernstig verwijtbaar heeft gehandeld of indien de werkgever de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd in strijd met enkele wettelijke bepalingen. Rechters zijn vrij in het bepalen van de hoogte van de billijke vergoeding, daar bestaat geen berekening/formule voor.
In de uitspraak van de Rechtbank in Zutphen van 8 maart 2017 oordeelde de rechter dat de werknemer géén recht had op een transitievergoeding, ondanks dat de werknemer langer dan 2 jaar in dienst was, omdat de werknemer ernstig verwijtbaar had gehandeld. De werkgever werd daarnaast wel veroordeeld tot het betalen van een billijke vergoeding, omdat de werkgever de arbeidsovereenkomst had opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW.
Uitspraak
In deze uitspraak speelde het volgende. De werknemer is sinds 1 maart 1994 in dienst bij een bedrijf dat chemicaliën produceert. De werknemer is meermaals aangesproken op het feit dat hij altijd beschermingsmiddelen, zoals een veiligheidsbril, moet gebruiken. Op 3 november 2016 heeft er een incident plaatsgevonden waarbij de werknemer een chemische stof in zijn oog heeft gekregen. Daarop is de werknemer op non-actief gesteld en is hem een vaststellingsovereenkomst aangeboden. Die vaststellingsovereenkomst heeft de werknemer niet geaccepteerd. Vervolgens heeft de werkgever een op 16 december 2016 gedateerde brief op 30 december 2016 via een deurwaarder laten betekenen bij de werknemer, in de brief staat dat de arbeidsovereenkomst van de werknemer per 1 januari 2017, dus twee dagen later, opgezegd wordt.
De werknemer is vervolgens een procedure gestart waarin hij niet de vernietiging van de opzegging heeft verzocht, maar wel toekenning van een aantal vergoedingen zoals de transitievergoeding, de billijke vergoeding en een vergoeding vanwege een onregelmatige opzegging. De arbeidsovereenkomst blijft daarmee beëindigd per 1 januari 2017. De werkgever dient een vergoeding voor een onregelmatige opzegging te betalen indien de werkgever heeft opgezegd zonder de geldende opzegtermijn in acht te nemen. Dat was hier het geval. De opzegtermijn van de werknemer bedroeg 4 maanden, waardoor de werkgever nog 4 maanden loon diende te betalen aan de werknemer. De werkgever heeft hier ook niks tegenin gebracht en de 4 maandsalarissen uitbetaald.
De rechtbank oordeelt uiteindelijk dat de werkgever geen transitievergoeding van € 29.603,00 bruto aan de werknemer verschuldigd is. De werknemer droeg in strijd met de geldende voorschriften geen veiligheidsbril. De werknemer is er daarnaast vaak op aangesproken dat hij een veiligheidsbril moest opzetten. De rechtbank oordeelt dat er sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer.
De rechtbank oordeelt daarnaast dat de werkgever wel een billijke vergoeding van € 5.000,00 bruto aan de werknemer is verschuldigd. De werkgever heeft namelijk de arbeidsovereenkomst niet correct opgezegd. Op grond van artikel 7:681 BW is de werkgever een billijke vergoeding verschuldigd. De rechter bepaalt deze billijke vergoeding op € 5.000,00 bruto.
Zo kan het dus voorkomen dat een werknemer geen transitievergoeding ontvangt, omdat hij ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, maar wel een billijke vergoeding omdat ook de werkgever zich niet aan de regels heeft gehouden.
Neem voor meer informatie over vergoedingen bij ontslag contact op met Advocatenkantoor Bloem via 010 - 261 4041.