Kan een vordering worden geïncasseerd louter op basis van een factuur?
Soms proberen bedrijven vorderingen te incasseren op basis van een factuur. Het verweer dat veelal wordt gevoerd is: “aan de genoemde facturen ligt geen overeenkomst ten grondslag.”
Wie heeft gelijk? Moeten de openstaande facturen nu wel of niet betaald worden?
Recentelijk heeft Rechtbank Gelderland (18 juni 2014) zich over een dergelijk geschil uitgelaten.
In casu trachtte de curator een onbetaalde vordering namens een schildersbedrijf te incasseren. De curator diende daarbij aan te tonen dat er tussen partijen een overeenkomst tot stand was gekomen en deed hiervoor een beroep op afgetekende werkbriefjes. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat op de factuur en de werkbriefjes essentialia van een overeenkomst, zoals frequentie van de dienstverlening en het uurtarief, ontbreken. Tevens is de rechtbank van mening dat het niet haar taak is om zelfstandig tot in detail te verifiëren of de overgelegde werkbriefjes, in casu 60 stuks, het gefactureerde bedrag kunnen staven. Bij gebreke van enige concretisering kan de rechtbank aan de hand van de factuur niet het uurtarief herleiden. Tevens bleken er werkbriefjes niet te zijn ondertekend of dat handtekeningen/parafen van elkaar verschillen. Slechts ten dele werd op de werkbriefjes vermeld waar en ten behoeve van wie is gewerkt en dat vrije dagen/uren in de opgegeven urentotalen zijn meegerekend.
Gelet op hetgeen hiervoor is genoemd kwam de rechtbank tot de conclusie dat het bestaan van de overeenkomst niet viel te herleiden uit deze werkbriefjes.
Wilt u succesvol uw vordering kunnen incasseren, dient u het bestaan van de overeenkomst te bewijzen. De verschuldigdheid van enige betaling vloeit niet voort uit louter een factuur.