Per 1 januari 2015 zijn de eerste onderdelen van de WWZ in werking getreden. Een van die onderdelen is de aanzegverplichting. Uit de recent verschenen jurisprudentie blijkt dat de toepassing van de aanzegverplichting tot enige discussie kan leiden.
Wat houdt de aanzegverplichting precies in? Wanneer is de aanzegverplichting wel of niet van toepassing? Wanneer heeft de werknemer recht op een vergoeding? Alles wat u moet weten over de aanzegverplichting kunt lezen in ons artikel: “Wat moet u weten over de aanzegverplichting / aanzegtermijn.”
Uitspraak rechtbank Noord-Holland d.d. 13 mei 2015
Aanzegverplichting geheel niet nageleefd
In deze zaak was er sprake van een overgang van onderneming in de zin van artikel 7:662 lid 2 BW. Nu de rechtsopvolger de formeel werkgever is van de werkneemster, had deze werkgever de aanzegverplichting moeten nakomen. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever de aanzegverplichting, art. 7:668 BW, in zijn geheel niet is nagekomen. Er is geen sprake van één van de uitzonderingssituaties die genoemd worden in artikel 7:668 lid 2 BW, daarom oordeelt de kantonrechter dan ook dat de werkgever ex artikel 7:668 lid 3 BW een vergoeding verschuldigd is gelijk aan het bedrag van het loon voor één maand, zoals door de werkneemster is gevorderd. Wat verder nog opvallend was in deze uitspraak was dat de zaak was ingeleid met een verzoekschrift. Per 1 juli 2015 zal artikel 7:686a lid 2 BW pas in werking treden (verzamelwet SZW 2015). Volgens de kantonrechter had de onderhavige vordering bij dagvaarding moeten worden ingeleid. Kortom; tot 1 juli dient de werknemer zijn vordering aanhangig te maken middels een dagvaardingsprocedure en na 1 juli 2015 middels een verzoekschriftprocedure.
Uitspraak rechtbank Den Haag d.d. 13 mei 2015
Overgangsrecht
Werknemer was in dienst bij een uitzendbureau. Werknemer is vervolgens bij Bedrijf A gedetacheerd geweest. De detacheringsovereenkomst eindigt derhalve op 1-2-2015 van rechtswege. Werknemer en werkgever waren in dit geval samen overeengekomen dat de laatste werkdag van werknemer op 31 januari 2015 zou zijn. Vanaf 1 februari 2015 heeft de werknemer geen arbeid meer verricht voor het uitzendbureau. De werknemer verzoekt de kantonrechter om het uitzendbureau te veroordelen tot betaling van een aanzegboete omdat de aanzegverplichting niet is nagekomen. Het uitzendbureau is van mening dat er op hen geen aanzegverplichting rustte omdat deze verplichting pas is gaan gelden vanaf 1 februari 2015. Het standpunt van het uitzendbureau in deze was juist. In het overgangsrecht is bepaald dat de aanzegverplichting geldt voor arbeidsovereenkomsten die eindigen op of na 1 februari 2015. De laatste werkdag van deze werknemer was op 31 januari 2015, zodat het uitzendbureau inderdaad niet had hoeven aanzeggen.
Uitspraak rechtbank Midden-Nederland d.d. 13 mei 2015
Aanzegging opgenomen in de arbeidsovereenkomst
De Rechtbank Midden-Nederland heeft geoordeeld dat een werkgever tegelijkertijd met het aangaan van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd al aan zijn aanzegverplichting kan voldoen. Met andere woorden; een werkgever kan meteen aan het begin van het aangaan van de arbeidsovereenkomst aanzeggen. De werkgever kan dit doen door in de arbeidsovereenkomst een bepaling op te nemen waarin staat vermeld dat de arbeidsovereenkomst niet verlengd zal worden en eindigt op een bepaalde datum. Echter, in deze zaak bleek dat de WWZ toen nog niet in werking was getreden en er in de toepasselijk cao stond vermeld dat er wel moest worden aangezegd. Gelet op de bepaling in de cao stelde de werknemer dat de bepaling opgenomen in de arbeidsovereenkomst nietig is. Het artikel in de arbeidsovereenkomst - waarmee is voldaan aan de aanzegverplichting - staat er niet aan in de weg om gedurende de loop van de arbeidsovereenkomst de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd toch te verlengen dan wel aansluitend een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aan te gaan. Het oordeel van de kantonrechter zou niet anders zijn geweest indien artikel 7:668 (nieuw) BW van toepassing zou zijn, nu er geen sprake zou zijn van strijd met een dwingende wetsbepaling die strekt ter bescherming van één der partijen (de werknemer) bij een meerzijdige rechtshandeling. Kortom; de werkgever heeft voldaan aan de aanzegverplichting en heeft de vordering van de werknemer af gewezen.
Uitspraak rechtbank Rotterdam d.d. 5 juni 2015
Aanzegging moet schriftelijk
Werkneemster heeft een arbeidsovereenkomst die eindigt van rechtswege op 3 februari 2015 zonder dat opzegging is vereist. Op 15 januari 2015 heeft de werkgever tijdens een gesprek aan werknemer medegedeeld dat haar arbeidsovereenkomst niet zal worden verlengd. Werkneemster meent dat zij aanspraak maakt op betaling van de aanzegvergoeding (boete) als bedoeld in artikel 7:668 BW nu de werkgever niet heeft voldaan aan de aanzegverplichting. De werkgever is van mening wel te hebben voldaan aan de aanzegverplichting nu tijdig en ruimschoots binnen de daarvoor geldende termijn is medegedeeld dat de arbeidsovereenkomst niet zou worden verlengd. De werkgever stelde dit schriftelijk aan werknemer te hebben bevestigd, maar werkneemster stelt deze brief nooit te hebben ontvangen. Op de werkgever rust de bewijslast dat de werknemer de schriftelijke aanzegging heeft ontvangen. De kantonrechter oordeelde dat de aanzegging schriftelijk moet plaatsvinden conform artikel 7:668 BW. Aan een mondelinge aanzegging komt geen betekenis toe. De rechter acht het niet aannemelijk dat tijdig is aangezegd en wijst de vordering van de werkneemster (betaling van een maandsalaris) toe.
Conclusie:
De aanzegverplichting is een nieuw begrip en een nieuw onderdeel binnen het arbeidsrecht. Het is blijkbaar nog even wennen. Wilt u als werkgever nu voorkomen dat u een extra maandsalaris moet betalen omdat u de aanzegverplichting niet of niet juist heeft nageleefd, neemt u dan tijdig contact op met advocatenkantoor Bloem (010-2614041 of gb@advocatenkantoorbloem.nl) voor advies hierover.