Iedere werknemer, die ten minste 2 jaar in dienst is, heeft bij ontslag via ontbinding of opzegging recht op een transitievergoeding. De wet kent een aantal uitzonderingen hierop, zoals in het geval de werknemer de AOW-leeftijd heeft bereikt. Bij de berekening van de hoogte van de transitievergoeding wordt geen rekening gehouden met de specifieke omstandigheden van het geval, zoals de gevolgen van het ontslag voor de werknemer of de mate waarin het ontslag aan de werknemer of werkgever kan worden toegerekend. De transitievergoeding is één vast bedrag. De kantonrechter in Eindhoven, vond echter eind vorig jaar tóch aanleiding de transitievergoeding van een werknemer drastisch te matigen.
Oordeel kantonrechter
De werknemer in kwestie was al lange tijd in dienst van de werkgever. De laatste jaren was hij arbeidsongeschikt en sinds enige tijd ontving hij daarom een IVA-uitkering. Een IVA-uitkering wordt toegekend als het niet reëel is dat de werknemer ooit nog werkzaamheden zal verrichten. De werkgever had uiteindelijk een ontslagvergunning aangevraagd bij het UWV wegens langdurige arbeidsongeschiktheid. Het UWV verleende de ontslagvergunning waarna de arbeidsovereenkomst werd opgezegd. Normaal gesproken zou de werknemer recht hebben op een transitievergoeding, in dit geval ruim € 73.000,00.
De kantonrechter overwoog echter dat de transitievergoeding enerzijds bedoeld is als compensatie voor het ontslag, maar anderzijds ook om de overgang naar een andere baan te vergemakkelijken. Volgens de kantonrechter was dat laatste doel in de betreffende zaak niet aan de orde, vanwege de IVA-uitkering en het feit dat de werknemer binnen 2 jaar de AOW-leeftijd zou bereiken. De kantonrechter oordeelde dat volledige toekenning van de transitievergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was. In plaats daarvan matigde de kantonrechter de transitievergoeding tot slechts € 25.000,00.
Wat oordeelde het gerechtshof?
De werknemer ging in hoger beroep en het gerechtshof ’s-Hertogenbosch haalde echter een streep door de redenering van de kantonrechter en overwoog dat voornoemde omstandigheden onvoldoende zijn om matiging van de transitievergoeding te rechtvaardigen. Volgens het hof heeft de wetgever de transitievergoeding juist niet gekoppeld aan schade of inkomensverlies. Het feit dat bij het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd ook geen transitievergoeding hoeft te worden betaald, vond het hof in dit geval ook niet doorslaggevend. De werknemer zou die leeftijd pas 20 maanden later bereiken. Het vonnis van de kantonrechter werd dan ook vernietigd en aan de werknemer werd alsnog de volledige transitievergoeding van ruim € 73.000,00 toegekend.
Wél heeft het hof in zijn arrest de mogelijkheid tot matiging van de transitievergoeding opengehouden. En dat is op zichzelf op zijn minst interessant. Volgens het hof heeft de wetgever met de regels over de transitievergoeding niet bedoeld om “de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid”, die uit het algemeen verbintenissenrecht voortvloeit, uit te sluiten. Het hof laat daarmee uitdrukkelijk de mogelijkheid open dat het in ándere omstandigheden wél redelijk en billijk kan zijn om de transitievergoeding te matigen. Welke omstandigheden dat dan mogelijk zijn, zal verdere rechtspraak moeten uitwijzen.