Een ontslag op staande voet dient onverwijld gegeven te zijn. Dit wil zeggen dat het ontslag moet zijn gegeven zo spoedig mogelijk nadat het voorval zich heeft voorgedaan. De werkgever heeft daarbij ruimte, bijvoorbeeld voor het verrichten van onderzoek of het inwinnen van juridisch advies. Geadviseerd wordt daar hooguit een paar dagen voor te nemen. Zodra het onderzoek weken duurt, ontstaat het risico dat het ontslag op staande voet niet onverwijld gegeven is.
Vaak wordt aan een ontslag op staande voet een aantal redenen ten grondslag gelegd. Daarbij hanteert de werkgever meestal de beschrijving dat de redenen zowel afzonderlijk als in samenhang een dringende reden voor ontslag opleveren. De vraag is hoe met de eis van onverwijlde opzegging omgegaan dient te worden bij een ontslag op staande voet, waarbij meerdere dringende redenen aan het ontslag ten grondslag gelegd worden, maar waarbij die redenen zich op verschillende momenten openbaren of voor één van die redenen nader onderzoek noodzakelijk is. Over deze vraag heeft de Rechtbank (ktr) te Gelderland (25 februari 2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:6699, RAR 2015/8) zich uitgelaten. In die zaak werden verschillende redenen zowel gezamenlijk als afzonderlijk aan het ontslag ten grondslag gelegd, waarbij die redenen zich op verschillende momenten openbaarden en waarbij voor de één wel en voor de ander geen nader onderzoek nodig was.
De kantonrechter te Gelderland komt met de volgende overweging (ro. 3.6):
“Het is van tweëen één: of de uitkomst van dat nader onderzoek is nodig om te kunnen bepalen of de optelsom van verwijten een dringende reden oplevert, in welk geval de vervulling van de onverwijldheidseis ‘meebeweegt’, of het onderzoek beoogt een extra dringende reden op te sporen maar dan behoort al wel uiting te worden gegeven aan de subjectieve dringendheid van de reeds vaststaande reden door onverwijld op basis daarvan over te gaan tot ontslag op staande voet. Daarna zal de werkgever, zo is in rechtspraak en literatuur aanvaard, wegens het bekend worden van nieuwe feiten immers nog een voorwaardelijk ontslag op staande voet mogen geven, mits (opnieuw) onverwijld.”
Hiermee geeft de kantonrechter aan dat indien er meerdere dringende redenen afzonderlijk aan het ontslag ten grondslag gelegd worden, de opzegging bij ieder van die redenen onverwijld dient te zijn gegeven. Als voor één van die redenen nader onderzoek nodig is, dan beweegt de onverwijldheid mee, indien de redenen gezamenlijk aan het ontslag ten grondslag gelegd worden. Wenst de werkgever daarnaast de redenen afzonderlijk als dringende reden aan te merken, dan beweegt de onverwijdheid niet mee voor de afzonderlijke reden waarvoor geen nader onderzoek noodzakelijk is.
Dit wil zeggen dat de werkgever onverwijld moet overgaan tot ontslag vanwege die reden. Vervolgens kunnen de redenen gezamenlijk en de afzonderlijke reden waarvoor nader onderzoek nodig was, alsnog voorwaardelijk aan het ontslag ten grondslag gelegd worden. Dit houdt in dat indien de eerste reden, de reden waarvoor nader onderzoek niet noodzakelijk was, onvoldoende grond geeft voor ontslag, dan alsnog de redenen gezamenlijk als dringende reden of de andere dringende reden afzonderlijk, het ontslag op staande voet kunnen dragen.
Als er verschillende redenen aan het ontslag op staande voet ten grondslag gelegd worden, dan dient de werkgever zorgvuldig en onverwijld op te treden. Het risico bestaat dat één van de redenen afzonderlijk niet meer gebruikt kan worden ter onderbouwing van het ontslag op staande voet, vanwege het ontbreken van onverwijldheid. Aan de andere kant, indien een reden afzonderlijk al voldoende grondslag biedt voor het ontslag op staande voet, dan zal dat gezamenlijk ook het geval zijn.