Vaak bestaat onduidelijkheid op welke grond een persoon werkzaamheden verricht. Meestal gaat de discussie dan om de vraag: Werk ik op basis van een overeenkomst van opdracht of op basis van een arbeidsovereenkomst? Het antwoord op deze vraag is van belang, vanwege de vele regels die van toepassing zijn op een arbeidsovereenkomst dan wel een overeenkomst van opdracht. In zijn algemeenheid wordt een werknemer beter beschermd dan een opdrachtnemer.
Een voorbeeld is de ontslagbescherming die een werknemer geniet. De opzegging van de arbeidsovereenkomst is aan allerlei regels onderworpen. Zo dient een opzegtermijn in acht genomen te worden (art. 7:672 BW), toestemming aan het UWV gevraagd te worden (art. 6 BBA) en gelden er verschillende opzegverboden, zoals tijdens ziekte, gedurende welke de werkgever niet mag opzeggen (art. 7:670 BW). Bij een overeenkomst van opdracht kan de opdracht te allen tijde beëindigd worden (art. 7:408), mits redelijk en billijk.[1] In een ander artikel op deze website (genaamd Opzeggen van overeenkomst van opdracht) is beschreven hoe een overeenkomst van opdracht beëindigd kan worden.
De vraag, of sprake is van een overeenkomst van opdracht of van een arbeidsovereenkomst, is mitsdien voor beide partijen een relevante. Recent heeft het Hof te Arnhem-Leeuwarden zich over deze vraag uitgelaten. Het Hof past de volgende rechtsregel toe: “bepalend wat, dat wil zeggen welke rechten en verplichtingen (…) bij het sluiten van de overeenkomst voor ogen stond(en), mede in aanmerking genomen de wijze waarop zij feitelijk aan de overeenkomst uitvoering hebben gegeven en aldus daaraan inhoud hebben gegeven.”[2]
Hetgeen partijen voor ogen stond, kan gedistilleerd worden uit de overeenkomst. Hoe de overeenkomst genoemd wordt en welke verhouding tussen partijen is afgesproken kan van belang zijn. Hoe partijen uitvoering aan de overeenkomst gegeven hebben, blijkt vooral uit de wijze waarop betaald wordt. Als BTW in rekening wordt gebracht zal eerder sprake zijn van een overeenkomst van opdracht. Als loonheffing wordt ingehouden zal eerder sprake zijn van een arbeidsovereenkomst. Het lijkt erop dat op de gezagsverhouding niet meer veel nadruk gelegd wordt. Immers een opdrachtgever is ook bevoegd om aanwijzingen en instructies te geven, hoewel die bevoegdheid niet zo ver reikt als bij een arbeidsovereenkomst.
De Belastingdienst[3] en de civiele rechter beoordelen de rechtsverhouding zelfstandig. Het is mogelijk dat de Belastingdienst oordeelt dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst en de civiele rechter oordeelt dat er sprake is van een overeenkomst van opdracht. Als er twijfels zijn over de vraag of er sprake is van een overeenkomst van opdracht, is het voor beide partijen verstandig om een VAR-verklaring te vragen bij de Belastingdienst c.q. te verlangen van de opdrachtnemer/werknemer. De Belastingdienst kan met een dergelijke verklaring duidelijkheid scheppen over hoe hij die verhouding ziet. De rechter is niet gebonden aan een VAR-verklaring en kan dus anders oordelen.
Vraagt u zich af of u werkt op basis van een arbeidsovereenkomst of een overeenkomst van opdracht, maak een afspraak met Advocatenkantoor Bloem en wij bieden u duidelijkheid.
[1] Zie onder meer Hof Den Haag 20 december 2011 en 19 maart 2013, JAR 2013, 229, Vzr. Rotterdam 28 mei 2013, JAR 2013, 154, Rb. Amsterdam 30 januari 2008, JAR 2008, 252 en Rb. Utrecht 19 augustus 2010, LJN BN3987.
[2] Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 6 augustus 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:5856.
[3] Het UWV en de Belastingdienst hanteren overigens dezelfde beleidsregels: “Beleidsregels UWV en BD voor de beoordeling en vaststelling van een dienstbetrekking”.