Toestemming UWV bij opzegging overeenkomst van opdracht

Eerder zijn op onze site twee artikelen gewijd aan de overeenkomst van opdracht. Omtrent deze overeenkomst bestaat bij werknemers, werkgevers, opdrachtgevers en opdrachtnemers veel onduidelijkheid. Vandaar dat deze twee artikelen in dit artikel verder aangevuld worden. In het artikel “opdrachtnemer of werknemer?” staat beschreven onder welke omstandigheden sprake is van een overeenkomst van opdracht. In het artikel “opzeggen van een overeenkomst van opdracht” staat vermeld dat een overeenkomst van opdracht te allen tijde mag worden opgezegd. Bij een arbeidsovereenkomst dient in de regel eerst toestemming van het UWV verkregen te worden, daarnaast kan de arbeidsovereenkomst ontbonden worden door de kantonrechter.

Onder omstandigheden dient een opdrachtgever toch toestemming van het UWV te verkrijgen voor het opzeggen van een overeenkomst van opdracht (art. 9 jo. artt. 6 en 1 sub b onder 2 Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen, hierna: BBA). Toestemming van het UWV is vereist indien de opdrachtnemer de arbeid persoonlijk dient te verrichten, tenzij hij/zij:

  • de arbeid voor meer dan twee personen verricht of
  • zich laat bijstaan door meer dan twee personen (sommige familieleden tellen niet mee) of
  • de arbeid als bijkomstige werkzaamheid verricht.


Uit de praktijk blijkt dat discussie ontstaat op het punt van de persoonlijke arbeid. Dient de opdrachtnemer de arbeid nu persoonlijk te verrichten? Als in de overeenkomst van opdracht daarover niets is opgenomen, komt het aan op de bedoeling van partijen (HR 9 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BT7500). Deze bedoeling kan verschillen, de ene partij kan een andere bedoeling bij de overeenkomst hebben dan de andere.

Daarom is het verstandig voor een opdrachtgever om expliciet in de schriftelijke overeenkomst op te nemen dat de opdrachtnemer niet persoonlijk de arbeid hoeft te verrichten en zich naar eigen inzicht kan laten vervangen. Dan is immers de bedoeling helder. Overigens gaat het er niet om of de opdrachtnemer feitelijk de werkzaamheden altijd zelf heeft verricht, dit standpunt heeft de Hoge Raad reeds in 1969 bepaald (HR 21 maart 1969, NJ 1969, 321) en wordt nog steeds bevestigd in recente jurisprudentie.

De conclusie is ook logisch, immers zou voor de ene opdrachtnemer, die op basis van precies dezelfde overeenkomst werkt, wel het BBA van toepassing zijn, omdat hij zich nooit laat vervangen, terwijl voor de andere opdrachtnemer het BBA niet van toepassing is, omdat hij zichzelf wel laat vervangen. Dan heeft de opdrachtnemer zelf een grote invloed op de toepasselijkheid van het BBA.

Wit u als opdrachtgever voorkomen dat het BBA van toepassing is op de relatie tussen u en uw opdrachtnemer, neem dan in de overeenkomst expliciet op dat de opdrachtnemer niet verplicht is de arbeid persoonlijk te verrichten.

Heeft u vragen over een overeenkomst van opdracht neem dan contact op met Advocatenkantoor Bloem.

Uitzendkracht en ziekte

Hoge Raad: uitzendovereenkomst eindigt niet zonder meer bij ziekte van de uitzendkracht

Lees verder