Transitie-en billijke vergoeding bij werknemersverzoek

De werkneemster is sinds 1 juli 2003 in dienst van de werkgever, laatstelijk als Medewerker Amusement Center. Op 9 februari 2017 is de werkneemster op non-actief gesteld. Op 23 juni 2017 heeft de werkgever een ontbindingsverzoek ingediend. Dit verzoek is toegewezen, maar is vóór de ontbindingsdatum door de werkgever ingetrokken. De werkneemster is verzocht de werkzaamheden te hervatten op straffe van een loonsanctie. De werkneemster vraagt nu ontbinding met toekenning van zowel de transitievergoeding als een billijke vergoeding.

De kantonrechter wijst het verzoek toe nu de werkneemster stelt dat sprake is van een onherstelbaar verstoorde arbeidsverhouding. De werkgever verzet zich hier niet tegen. Omdat de arbeidsovereenkomst op verzoek van de werkneemster wordt ontbonden, zijn zowel de transitievergoeding als de billijke vergoeding verschuldigd indien de ontbinding het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Daarvan is sprake, mede vanwege het feit dat de werkgever ter zitting van het eerste ontbindingsverzoek het vermoeden heeft geuit dat de werkneemster betrokken zou zijn geweest bij een overval. Dit vermoeden is nooit tijdens het dienstverband geuit. De ongefundeerde beschuldiging getuigt niet van goed werkgeverschap en valt de werkgever ernstig toe te rekenen.

Na het intrekken van het ontbindingsverzoek had de werkgever een substantiële en geloofwaardige poging moeten doen om de werkneemster opnieuw een zinvolle kans te bieden. Aan het normaliseren van de verhouding dienen hoge eisen te worden gesteld. Werkgever heeft onvoldoende inspanningen verricht. Er is geen reden gegeven voor de intrekking en niet is toegegeven dat fouten zijn gemaakt in de aanloop naar het ontbindingsverzoek. De werkgever heeft de zaak bovendien op scherp gezet door te stellen dat de werkneemster zich schuldig zou maken aan werkweigering als zij niet zou verschijnen. Er is sprake van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten welke heeft geleid tot ontbinding. Beide vergoedingen worden toegekend. De billijke vergoeding wordt, mede wegens arbeidsongeschiktheid, vastgesteld op basis van een schatting van de inkomensschade gedurende drie jaar na het einde van de arbeidsovereenkomst.

Conclusie: een intrekking van een verzoek leidt niet altijd tot het gewenste resultaat voor een werkgever. Ontbindingsverzoeken lenen zich niet voor een "probeersel"'. Laat u goed adviseren en bezint eer ge begint. In de praktijk kom ik steeds vaker tegen dat werkgevers - al dan niet aangezet via hun rechtsbijstandsverzekering  - maar gaan proberen om een ontbinding er doorheen te krijgen. Juist dan moet je ook durven nee te verkopen als adviseur of een regeling te treffen namens de werkgever die hoger uitkomt dan de transitievergoeding.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBNHO:2017:9934

Uitzendkracht en ziekte

Hoge Raad: uitzendovereenkomst eindigt niet zonder meer bij ziekte van de uitzendkracht

Lees verder