Status wetsvoorstel Wet deregulering beoordeling arbeidsrelatie: De Tweede Kamer heeft het wetsvoorstel inmiddels goedgekeurd. Het wetsvoorstel moet nog door de Eerste Kamer worden behandeld.
De VAR dient te verdwijnen om schijnconstructies met zzp’ers te voorkomen. Er lag een wetsvoorstel om de VAR te vervangen door de BGL (beschikking geen loonheffing). Dit wetsvoorstel is ingetrokken. Het kabinet is met een alternatief gekomen, Wet deregulering beoordeling arbeidsrelatie. Dit nieuwe wetsvoorstel houdt wel vast aan de uitgangspunten van de BGL.
Inwerkingtreding
De wet moet ingaan op 1 januari 2016. Tot die tijd blijft de VAR-regeling van toepassing. Na het verdwijnen van de VAR is de opdrachtgever niet vanzelfsprekend gevrijwaard voor de loonheffingen. Gebruik dient te worden gemaakt van voorbeeld- en modelovereenkomsten.
Er wordt een modelovereenkomst opgesteld en - door belangenorganisaties van opdrachtgevers en opdrachtnemers, maar ook individuele opdrachtgevers of opdrachtnemers - voorgelegd aan de Belastingdienst, zodat vooraf duidelijk is wanneer er volgens de Belastingdienst sprake is van schijnzelfstandigheid en wanneer niet. Als een opdrachtgever en opdrachtnemer geen modelovereenkomsten willen gebruiken, kan een opdrachtgever een eigen overeenkomst aan de Belastingdienst voorleggen. De Belastingdienst beoordeelt vervolgens of uit de overeenkomst voortvloeit dat de opdrachtgever loonheffingen moet afdragen. De Belastingdienst zal de overkomst ongeveer binnen 6 weken beoordelen. De verantwoordelijkheid voor het naleven van de regels komt te liggen bij de zzp’er / opdrachtnemer en de opdrachtgever.
Feitelijk uitgevoerde werkzaamheden wijken af van de overeenkomst
Als er sprake is van een afwijking van de overeenkomst, heeft dat geen gevolgen indien de opdrachtgever of opdrachtnemer aannemelijk maakt dat de afwijkende situatie tijdelijk is of een incident betreft. Wanneer bij controle echter blijkt dat de opdrachtgever en opdrachtnemer niet volgens een goedgekeurde overeenkomst werken, en als de arbeidsverhouding kwalificeert als (fictieve) dienstbetrekking, dan zal de Belastingdienst aan de opdrachtgever een correctieverplichting of een naheffingsaanslag voor de loonheffingen opleggen. De verantwoordelijkheid van de opdrachtgever wordt dus veel groter dan onder de VAR. In dat systeem kan immers alleen bij de opdrachtnemer een correctie van de aangifte inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen plaatsvinden, tenzij er aantoonbaar sprake is van kwade trouw bij de opdrachtgever.